Downloadbare pdf |
Geschikt voor groep 5, 6
Tussen twee persoonsvormen plaats je altijd een komma. De persoonsvorm is het werkwoord dat vooraan in de zin staat, als je de zin vragend maakt. Een voorbeeldzin is: Toen Kato naar huis liep, zag ze een eend de straat oversteken. Tussen liep en zag plaats je een komma. Op deze kaart lees je de regels en zie je voorbeelden. Download de kaart en gebruik hem tijdens het maken van interpunctie-oefeningen.