Terug

Van alles wat [3]

Van alles wat [3]

 
  1. De jongens maken een mooi gedicht voor de jarige.
  2. De jongens maken een mooi gedicht voor de jarige.
  3. De jongens maken een mooi gedicht voor de jarige.
  4. De jongens maken een mooi gedicht voor de jarige.
In welke zin is het dikgedrukte deel het lijdend voorwerp?
A B C D