Terug

Van alles wat [2]

Van alles wat [2]

 
  1. De oude man / schonk / een boek / aan het kind.
  2. De / oude / man schonk een / boek aan / het / kind.
  3. De oude man / schonk / een / boek aan / het kind.
  4. De oude / man schonk een / boek aan / het kind.
Waar is de zin goed geknipt?
A B C D