Stukje uit het woordenboek:
blik (blikken, blikje) 1 dun soort materiaal; de koekjestrommel is van blik 2 plat voorwerp waar je vuil op schuift; het kapot gevallen glas werd opgeveegd met stoffer en blik 3 bepaalde kijk op iets; als blikken konden doden 4 verpakking waar voedsel in wordt bewaard; hij drinkt het blikje in één keer leeg.
De bloempot is op de grond gevallen. Janine heeft alles bij elkaar geveegd.
Welke betekenis van blik past het best bij het bovenstaande stukje tekst?